Communicaniet

Sandra Kolhoff 22 okt 2018

‘Schatje, mama komt zo bij je, ik ben even met deze mevrouw aan het praten.’ 
‘Snoep! Ik wil snoep!’ 
‘Liefje, je mag straks een snoepje.’
‘U kunt dus kiezen uit…’
‘Ik wil snoep! Hoe lang nog mama? Mag ik deze?’ Twee kleine peuterhandjes grissen de deksel al van de pot. Een gele dropknots verdwijnt in het bekwijlde mondje. ‘Vies!’ Met een zwieper wordt de kleverige substantie door de lucht gekeild. Het kleverige snoepje belandt met een plofje op het tapijt. ‘Roze!’ Het knuistje verdwijnt weer in de pot, maar net te laat. Met spartelende benen wordt het meisje al op de heup van haar beschaamd kijkende moeder getild. Het afgedankte snoepje wordt met een snoetenpoetser van de grond geplukt en in een uitpuilende tas gepropt. ‘Waar waren we gebleven?’
‘U heeft…’ 
‘Spelen! Ik wil spelen!’ Beide volgen we het enthousiast uitgestoken vingertje. De duplo blokken lonken uitdagend met hun felle kleuren. ‘Stapel de blokjes maar mooi op elkaar, dan kan mama even met deze mevrouw verder.’ 
Zogenaamd ontspannen nipt de moeder van haar koffie als ik ondertussen een poging doe om de juiste vragen te stellen. ‘Mama?’
‘Mama is hier, ik zie je wel. Sorry, wat zei je?’ 
‘De optie…’
‘Mama?’
‘Hier schatje, mama is zo klaar.’ Ik werp een blik op de gekleurde duplo toren. Ik heb nog vier blokjes de tijd voordat de toren omvalt. Snel vat ik alles in zo min mogelijk woorden voor haar samen. ‘Kijk mama! Zo hoog!’ Beide kijken we naar de wiebelende toren. De ogen van de peuter worden groot als de toren met een hoop gekletter omvalt. De blokken schieten alle kanten uit.
‘Je belt me?’ Ik knik ter bevestiging en trek een gek gezicht naar de peuter. Haar pruillipje maakt plaats voor een lachje en een kushand. Het is zo’n klein gebaar, maar zo ontzettend schattig dat ik in de lach schiet. ‘Ik weet soms niet eens of ik mijn tanden heb gepoetst of welke dag het is, maar als deze draak met kushandjes gaat strooien maakt het allemaal niet uit.’ Met een glimlach overhandig ik haar de rekening. De blokken zijn weer keurig opgeruimd.
‘Daar staat alles nog een keertje op,’ help ik haar als ze verward naar het papier staart. ‘Dat bedoel ik dus, ik ben niet eens meer in staat om fatsoenlijk te communiceren.’ Met een grijns wordt de peuter weer op haar heup gehesen. ‘Nou dan gaan we maar. Zeg maar dag mevrouw.’ Het kushandje maakt plaats voor een plechtige wuif. Vrolijk zwaai ik terug en ik besef dat je soms helemaal geen woorden nodig hebt om elkaar te begrijpen.