Social (media) land?

Jill de Jong 20 sep 2018

Het is maandagochtend. Door de drukte op het station constateer ik dat de zomervakantie weer voorbij is. Ik analyseer de mensen die op de trein staan te wachten op het perron aan de overkant. De meesten staan druk te tikken of te scrollen op hun kleine lichtgevende scherm en zijn voorzien van een lang draad met twee uiteinden die het schermpje verbindt met de oren. Een meisje, van ik schat een jaar of 16, trekt heel ongegeneerd een duckface en maakt een selfie. Ik zie dat een vrouw van hoog middelbare leeftijd probeert om haar onbegrip voor de getuite lippen en de gestrekte arm met het lichtgevende scherm in de hand, te verbergen. Ik kan mezelf ook behoorlijk plaatsvervangend genânt voelen als ik iemand een selfie zie maken, maar deze mevrouw zal helemaal niet begrijpen wat daar gaande is.

De trein is er. Gelukkig is er nog zitplek, maar ik zal toch naast een onbekende moeten gaan zitten vanwege de drukte. De meeste mensen staren naar hun telefoon en veroeren zich niet om de tas van de stoel te pakken. Een aantal gezichten kijkt op van hun scherm, maar geeft me een duidelijke blik die lijkt te zeggen ‘kom alsjeblieft niet hier zitten, ga alsjeblieft ergens anders zitten.’ Gevolgd door een semi-vriendelijke blik van een meisje die toch maar besluit haar tas van de stoel te halen, omdat ik haar blijf aanstaren totdat ze over gaat op actie. Gelukkig, ik zit in ieder geval. Als ik niet beter wist, zat ik in de stiltecoupé. Er wordt geen woord gewisseld en iedereen lijkt te verdrinken in zijn of haar telefoon. Stel je voor dat je een gesprek zou moeten voeren met een onbekende. Lijkt me ook mega ongemakkelijk.

Tijd om over te stappen. Als het eindstation in zicht komt, staat iedereen massaal op en begint zich naar de uitgang te wurmen. Volgensmij ben ik niet de enige die de overstap wil halen. In de volgende trein herhaalt zich het ritueel weer. Ik zoek naar een plekje om te zitten en deze keer haalt een man van, ik schat een jaar of 35, wat geïrriteerd zijn laptoptas van de stoel naast hem en kijkt weer op zijn telefoon. Gelukkig duurt deze rit vol ongemakkelijke blikken en stiltes nog maar 12 minuten.

Als ik aankom in Rotterdam zie ik gelukkig twee klasgenoten met wie ik naar school kan lopen. ‘Goedemorgen! Hoe was jullie reis?’