Jannie

Geertje Paaij 13 jul 2018

‘Ze doen daar slechte dingen,’ zegt ze. ‘Hun kind moet nog geboren worden en ze hebben het nu al over uitbesteden.’
Ik kijk naar het snoer dat om haar nek hangt. Een wit lint met lastig te ontcijferen letters. In het midden hangt een zwart label.
‘U heet Jannie, klopt dat?’
Ze knikt; haar handen omklemmen een rollator met daarin een boodschappentas en een rugtas. Aan het stuur bengelt een handtas.

Ze viel me meteen op toen ze zich meldde bij het NS-loket. Een traag schuifelende oude vrouw in een jurk met een roze vestje. Haar jurk was een explosie van fleurige bloemen; haar gezicht was bleek weggetrokken.
‘Kan ik hier een kaartje kopen?’
De NS-medewerkster vroeg waar ze naartoe wilde.
‘Naar Amersfoort.’
De wachtrij achter Jannie liep op, maar ze had nergens erg in.
Met het geprinte reisschema in de hand zocht ze de weg naar de detectiepoortjes. Twee toeristen met een Indiaas uiterlijk schoten haar te hulp.
‘You need a ticket to pass through the gate.’
Jannie snapte er niets van.
‘U heeft een kaartje nodig. Dat heet een OV-chipkaart. Heeft u die?’ Een jongeman in een blauw t-shirt stond plotsklaps naast haar.
Jannie rommelde in haar handtas totdat ze vond wat ze zocht.
‘U bedoelt dit ding?’

Even later zag ik Jannie weifelend haar weg vervolgen. Ze liep naar het verkeerde perron.
Ik moet wat doen, hamerde het in mijn hoofd.
‘Zal ik u helpen? U moet aan de overkant zijn.’
‘Ik ben achtentachtig en ben hiervoor niet opgeleid. Vroeger hadden we een conducteur die kaartjes knipte.’
‘Er is veel veranderd.’
‘Ik ben weggelopen,’ zegt Jannie opeens. ‘Ze willen me opsluiten in dat afschuwelijke huis, maar ik heb zelf nog een huis in Amersfoort.’
‘Ik heet Bart,’ zegt de jongeman in het blauwe t-shirt. ‘Ik heb een nieuwe uitdraai voor u, want u heeft de trein gemist.’
‘Mijn kind is omgekomen in het verkeer en die jonge meiden gaan straks hun baby uitbesteden. Ze hebben het over niets anders.’
Mijn trein vertrekt zo; ik ben op weg naar een overleg.
‘Jij belt naar het algemene politienummer?’ fluister ik in Barts oor.
‘Ik houd je op de hoogte.’
Ik geef hem mijn visitekaartje.
Een uur later appt hij. ‘Ze is in goede handen. De naam van de instelling stond op dat ding om haar nek. Ik heb gegoogeld en ze gebeld.’
Bart is mijn Held van de Dag.