Douma, onze media, de weltschmerz

Daniel van der Zwet 17 apr 2018

Iedere werkdag schrijft een lezer van Metro een column over wat hem of haar bezighoudt.

Ik zat in een snackbar waar de eigenaar een grote bolle Turkse vent was. De snackbar was niet erg groot en de tafels stonden met de stoelen tegen de muur aan. Er hing een televisie met het nieuws aan het plafond. Er stond een gokautomaat waar een depressief uitziende vent achter zat. De eigenaar, hij maakte goeie hamburgers en kapsalons. Ik bestelde mijn maaltijd. Hij nam de bestelling aan. Ik ging op een stoel zitten. Ik keek naar de televisie en het laatste nieuws kwam binnen. ‘onderzoekers willen het Syrisch Douma binnen om hun onderzoek te doen naar de gas aanval’ zei de dame op het nieuws. ‘Russen en het Syrische regime zeggen dat er geen toestemming is.’ Er was heel veel ophef over het hele geval.

Niemand die wist wie het gedaan had en iedereen wou te weten komen wie de dader was. De maat zat nu wel vol met het gas. Ik keek ernaar en wachten op mijn maaltijd. Ik dacht bij mij zelf. ‘Joh je kan beter whiskey drinken en rollend weer naar huis gaan dan je bemoeien met dit soort schijt’ er kwam een vrouw binnen lopen van mijn leeftijd. Ze kwam voor mij zitten aan de tafel. Ze was erg mooi en had mooien handen met goed verzorgde nagels en ze had zwart haar. Ze begon met mij te flirten. ‘Hey mag ik je wat vragen knapperd?’ ‘ja natuurlijk’ antwoordde ik. ‘je ziet er leuk uit, mag ik jouw nummer’ ik keek verbaast op, ik voelde me goed het was erg ongewoon. Toen ik op keek begon ze over haar armen en borst haar te groeien, over haar gezicht, overall. Ik keek heel vreemd op, ik pakte haar hand. De mooie hand en nagels waren nog net zichtbaar. Ik dacht ‘nou ja misschien heeft een vrouw zoals zei nog steeds een goeie ziel’ ‘mag ik wat vragen?’ zei ik toen terwijl ik naar haar hand staarde. ‘van waar zoveel… haar?’ ‘oh’ zei ze ‘ik heb Nimis eius. Dat houd in dat ik zoveel haar groei heb dat ik er niet meer vanaf kom hoevaak ik mij ook scheer.’ ik keek van haar hand op naar haar gezicht. Ik zag rotten tanden, er was nog weinig van over. Ik stond zonder mijn maaltijd op en liep teleurgesteld weg. Ik had nu weltschmerz.