De ekster en de spiegels
Vanuit zijn boom kijkt hij aandachtig naar de stroom voorbijgangers. Gehaast lopen ze onder hem door. Eerder snelwandelend. Niemand ziet hem.
Druk met een kleine spiegel. Het glinstert en fonkelt in hun hand, bij een oor of aan een lange stok. De achterkant van zilver of goud.
Normaal had hij het allang uit hun handen gegrist. Nu zit hij rustig op zijn nest. Zijn schatkamer. Van diamanten oorbellen tot glazen knikkers. Eerlijk gegapt van peuters en kleuters. Jaren geleden. Niemand knikkert meer. Iedereen loopt nu rond met een plaatje van glas. Behalve hij.
Nu niet, straks niet.
Nooit.