Je blijft er in!
Soms ben ik op verkeerde momenten toeschietelijk. Dan wil ik als werkende moeder de aandacht die mijn kinderen in drukke tijden ontberen compenseren. Zo ging ik in Disneyworld bijna over stag toen mijn 10-jarige zoon erbarmelijk bleef smeken om samen Space Mountain in te gaan. Mijn moedergevoel ging juist de strijd aan met mijn angsthaas, toen manlief aanbood om te gaan. Wist hij veel! Ik was allang blij. Op mijn 19e deed ik – in een vlaag van verstandsverbijstering – met mijn 1e vriendje eens een rondje Space Mountain. Ik vond 8-banen altijd al een hel, maar twijfelde geen moment. Liefde maakt blind. En al was dat niet het geval geweest: deze angstaanjagend hoge 8-baan was in het pikkedonker. Space: inderdaad; het woord zègt het al! Maar toen ik daar achter kwam, kon ik al niet meer terug. Ik zag daar geen hand voor ogen en had in vrije val geen flauw vermoeden van de haarspeldbochten die beneden wachtten. Anticiperen door me schrap te zetten was geen optie. Totaal gedesoriënteerd werd ik tegen de wanden van het karretje gesmakt tot ik beurs was. Eens maar nooit weer!
Mijn man bleek er dus wèl zin in te hebben. Al snel losten ze op in de rij richting ingang. Pas toen zag ik de hele rits waarschuwingen naast de entree. Je hoefde nog net geen medische keuring te ondergaan. Alleen als je geen hoge bloeddruk, nek-, rug-, of hartklachten had en langer was dan 1.30 meter, mocht je erin. Toen ik mijn dochter een ijsje gaf, vroeg ik zo achteloos mogelijk of zij misschien wist hoe lang haar broertje was.
We wachtten ze bij de uitgang op. De duffe vermoeidheid die mijn man de hele ochtend dwarsboomde was foetsie. Zo fris als een hoentje was-ie. Op de stoot adrenaline als gevolg van de G-krachten die hij daar binnen had doorstaan, kon hij de rest van de dag ruimschoots teren. Hij had daarbinnen een radicale verandering ondergaan. Op zijn gezicht de blik van iemand die een bijna doodervaring had gehad. Dat besef hoe fijn het is er überhaupt nog te zijn, dat hoera-ik-besta-gevoel. Ik prees hem uitvoerig om zijn lef. “Wees blij dat je lichamelijke klachten hebt en dat je bloeddruk in orde is. Je had er wel in kunnen blijven!”, zei ik. Mijn zoon, die mijn woorden vaker letterlijk opvatte, zette grote ogen op en zei opgewekt: “Yo! We konden er dus gewoon in blijven? Kom op, dan gaan we weer!” Weg was-ie.