Beste bouwvakkers
Jullie staan er altijd. Vijf dagen per week loop ik om zeven uur ’s ochtends nog half slapend richting de hoofdingang van het centraal station. En terwijl ik al de hele ochtend tegen mezelf loop te klagen dat ik moe ben en me niet kan voorstellen dat iemand om deze tijd al de trein zou willen pakken, staan jullie er altijd. Voor het station, met jullie groene hesjes aan en een groot bouwwerk op de achtergrond. En jullie staan er niet zomaar: jullie hebben standaard om zeven uur, glimlachend en tevreden, een beker koffie in de hand. Jullie hebben pauze.
Pauze, het woord laat mij letterlijk en figuurlijk wakker schrikken. Deze mannen hebben er al een paar uurtjes op zitten en ik kom nu pas aan lopen, denk ik dan. Jullie klagen nooit: jullie lijken altijd een goede dag te hebben en staan altijd met het gezicht naar de arriverende mensen toe gericht. Dus ook naar mij, wanneer ik aan kom lopen. Zouden jullie hetzelfde over mij denken, maar dan andersom? Hier komt de klagende student, die denkt dat zeven uur vroeg is. Maar nee, mijn wake up call heb ik een seconde geleden gehad. Zoals ik elke dag heb. Onbewust, tot nu. Jullie optimisme en harde werk vrolijkt me op. En ik moet toegeven, wanneer ik de trein wel eens een paar uurtjes later mag nemen, vind ik het jammer dat ik jullie pauze mis.
Opeens waardeer ik de vroege ochtenden, de momenten waarop ik me voel alsof ik dood vries en vervolgens besef dat jullie dit gevoel al uren hebben, vanaf dat ik nog in mijn warme bed lag. Hoe houden jullie het eigenlijk vol in die jasjes, terwijl ik zelf mijn dikste trui heb uitgezocht? Bevriezen jullie vingers niet bij het vasthouden van die koffie? Zitten jullie vrouw en kinderen straks aan tafel weer met smart op jullie te wachten? Of lopen jullie vanavond met een opwarmmaaltijd een donker appartementje binnen? Dat zijn vragen die ik jullie in mijn hoofd stel in die paar seconden dat ik langs loop. Het is donker, het is koud en ik kijk ernaar uit om in een warme trein te zitten. Dan zijn jullie alweer aan het werk. En dan denk ik: als deze mannen het kunnen, dan kan ik het ook.