vrij
De zon schijnt. Ze krijgt geen vragen over haar grote zonnebril. Dat is een zorg minder.
Haar polsen doen pijn. Net zoals haar vingers.
Ze heeft zichzelf proberen te beschermen door de vuisten van haar man te omklemmen. Spierpijn in vingers; ze wist niet eens dat het kon.
Hij heeft haar polsen vastgeklemd toen hij bovenop haar lag.
Ze laat zich niet kennen. Toen niet, nu niet. Nooit zal ze zich overgeven. Ze zal blijven vechten, tot de laatste snik.
Ze verliest. Altijd weer. Hij is te sterk. Te log.
Maar ze houdt van hem.
Ze is afhankelijk van zijn betoverende glimlach.
Als hij niet drinkt is hij een zeer charismatische man. Dan is hij de man die haar hart ooit veroverde.
Drank maakt hem agressief.
Ze ziet hem letterlijk veranderen. Zijn lichaam wordt onrustig en zijn ogen kijken anders.
Zodra ze hem zo ziet is de spanning voelbaar. Zodra ze hem zo ziet wil ze weg. Vluchten. Het huis uit.
Maar elke stap die ze maakt is verkeerd. Alles wat ze zegt maakt hem woedend. Het is slechts een kwestie van tijd.
Gisteren duurde het niet lang. Daar was ze blij mee, want de spanning is erger dan de uiteindelijke klappen. Fysieke wonden helen.
Ze weet nog dat ze op de grond viel. Hij lag bovenop haar. Ze zag zijn vuist op haar af komen.
Als ze wakker wordt voelt ze dat haar oog dicht zit.
Ze zoekt hem.
Hij ligt op de bank. Naast hem talloze lege blikken bier.
Zijn ogen staan angstig.
Zijn mond zit vol braaksel.
Kalm voelt ze aan zijn pols. Geen hartslag.
Ze slaakt een zucht van verlichting. Het is voorbij.
Ze zet haar zonnebril op want ze heeft geen zin in de blikken van de buren. Er wordt al zoveel gekletst.
Achterin liggen haar koffers.
Ze rijdt. Waar naartoe maakt haar niet uit.
Ze is vrij.