De uitslag
“Het spijt me, meneer Jansen, maar er is niets meer aan te doen.” Meneer Jansen keek beteuterd. “Weet u het zeker? Het kan toch niet zomaar van de een op de andere dag over zijn?" De man met de witte jas probeerde het zakelijk te houden. “Meneer Jansen, ik begrijp dat u ergens hoop zoekt, maar echt, u moet accepteren dat er niets meer aan te doen is.”
“Hoe moet het nu verder?” vroeg meneer Jansen. “Nou ja, dat is aan u. Daar kan ik niets over zeggen.” Meneer Jansen keek hem met vochtige ogen aan, terwijl de kleine ruimte zich vulde met stilte. “Ik weet dat het hard klinkt, maar ik wil u toch verzoeken om naar huis te gaan” zei de man met de witte jas. Meneer Jansen keek hem even aan, haalde zijn schouders op en als in slow motion liep hij naar de deur. Even wist hij niet meer hoe hij een deur moest openen. Onhandig deed hij de deur open en stapte naar buiten. De kou in.
Verdoofd liep hij door de straten van het dorpje waar hij zijn hele lange leven gewoond had. Hij zag niemand en niemand zag hem. Zonder te weten hoe hij was gelopen, kwam hij aan bij zijn huisje. Apathisch drukte hij op de bel, terwijl hij de sleutel in zijn jaszak had zitten. Zijn vrouw deed de voordeur open. Toen ze haar man zag staan wist ze het eigenlijk al. Hij hoefde niets te zeggen. De blik op zijn bleke trieste gezicht, sprak voor haar boekdelen.
Meneer Jansen ging aan de keukentafel zitten. Zijn vrouw, die al veertig jaar lief en leed met hem deelde, schraapte haar keel, slikte haar verdriet met moeite weg en vroeg “En, wat zei hij?” Meneer Jansen keek haar aan, terwijl hij de eerste tranen voelde rollen. “Dat er niets meer aan te doen was.” Verschrikt bracht zij haar handen voor haar mond. “Nee, oh lieverd nee. Zeg dat het een slechte grap is.” En ook bij haar schoten de tranen in de ogen. Ze wilde flink zijn, ook voor hem. Maar ze kon het gewoonweg niet helpen. “Wat ga je nu doen” vroeg ze tenslotte. “Wat ik meteen had moeten doen.” Ze schrok van zijn woorden, omdat ze wist wat er nu zou komen. Resoluut stond hij op en liep naar het aanrecht. Hij pakte het kapotte koffiezetapparaat en flikkerde het in de vuilnisbak. “Morgen kopen we een nieuwe.”
Zotteklap