De huiskamer van Nederland
Mijn koffiekop staat voor me. Het is nog te vroeg om een fatsoenlijk gesprek met mij te beginnen, maar ik lijk gelukkig niet de enige te zijn. De coupé staat eigenlijk net te vol, maar die discussie met de NS gaan we toch niet winnen.
Twee stoelen verder aan de andere kant zit een vrouw, halverwege de dertig schat ik haar. Ook zij heeft een koffiekop voor zich, maar ook het krantje erbij.
Als ze die krant wegstopt verschijnt er een make-up tasje uit haar cowboysbag. Netjes, zoals ik het vanmorgen niet kon opbrengen, gaat de eyeliner waar die hoort en het oogpotloodje zorgt waarschijnlijk voor net dat wat ze wilt.
Mijn grootste verbazing is hoe ze het doet, steek je zo niet je eigen oog eruit? De trein is nou niet bepaald stabiel. Wauw, meer weet ik er niet over te zeggen.
Niet veel verder zit een jongen met zijn laptop een serie te kijken, net zoals ik doe als ik ’s middags uit school kom. Waarschijnlijk is hij ook nog niet aanspreekbaar en verbergt hij zich achter zijn computerscherm.
Mensen die wel al echt wakker zijn komen de coupé binnen op station Utrecht, daar waar het make-up vrouwtje verdween. Ze kibbelen over iets wat er te zeuren is, waarschijnlijk de ontevredenheid over dit veevervoer waar we ons in begeven.
In ieder persoon met wie ik samen door naar Amsterdam reis, herken ik iemand die ik wel van naam kan noemen. Een familielid of een van mijn vrienden.
We zijn een soort gezinnetje geworden in die coupé, een knus gezin dat gezellig samen naar het noorden van het land reist, maar dan in onze eigen woonkamer.
De stoelen zijn aardig comfortabel, de ramen geven zicht op onze tuin: Nederland en de televisie in de hoek geeft het nieuws aan.
Allemaal zijn we te gast bij de NS thuis, in hun woonkamer. Maar we leven hem uit alsof het onze eigen ruimte is.
Wat is het toch fijn om thuis te zijn.