Ik vind je lief, Mama
‘Ik vind mama lief, dacht de kleine beer.’ Lees ik haar voor. Het boekje gaat over een kleine beer, die alles leert van mama beer. ‘Kleine beer probeert te vissen, maar plons! Hij valt in het water. Mama beer doet het voor, dan gaat het goed.’ Vruchten plukken lukt hem ook nog niet echt… ‘Boem! De kleine beer valt uit de boom.’ Ik schud haar heen en weer, alsof ze ook uit de boom viel. ‘Mama beer doet het voor, en dan lukt het de kleine beer.’ Spelen leert mama hem ook, ‘je moet zachtjes doen.’ Ze doet het voor. Ze rollen samen rond. ‘Ik vind mama lief, denkt de kleine beer.’ Mama is lief en de kleine beer ook. ‘Slaap lekker, mijn kleine beer.’ Ik geef haar een kus en ze valt rustig weg in een diepe slaap.
Zij droomt over de kleine beer en zijn lieve mama. Hoe hij leert hoe je moeten eten, spelen en onbewust hoe je goed kunt leven. Zij mag nog leven in de bubbel van onschuld. De bubbel met kleine beertjes die spelen in een mooi groen bos. Die wonderschone, glanzend, glimmende bubbel. Er zijn geen terroristen die haar bubbel doorboren met de kogels die zoveel levens hebben geëist. Er bestaan geen zelfmoordterroristen die de bubbel doen ontploffen met een bomgordel. En bovenal zijn er geen slachtoffers, geen slachtoffers die nooit meer kunnen zeggen dat ze hun mama lief vinden.
Laten wij zorgen dat het verdwenen is, voor zij het kan beseffen. Laten we zorgen dat haar bubbel niet wordt doorboord of opgeblazen. Laten we allemaal onze bellenblaas oppakken en bubbels blazen rondom alle mensen. Laten we allemaal weer een beetje zweven, zweven in hoop. Zweven in de serene bubbel van vrede.
Laten we de mama beren zoeken, want ook die zelfmoordterrorist die zijn bomgordel omklikte had een mama beer. Waar is zij? En waarom heeft ze hem niet geleerd dat hij zachtjes moet spelen? Is hij haar gaandeweg verloren en moeten we hem thuisbrengen, zodat hij op een dag zijn kleine beer mag voorlezen over de kleine beer en zijn lieve papa beer.