Leven na de dood
Mijn handen vouwen zich over mijn oren en mijn ogen knijpen zich dicht als mijn hoofd probeert te bedenken hoe het ongeluk eruit moet hebben gezien. Mijn stem probeert te schreeuwen maar mijn op elkaar geklemde lippen leggen hem het zwijgen op. Stiekem zoeken mijn ogen naar nieuwsberichten, naar foto’s van een neergestort vliegtuig. Mijn hart probeert te stoppen met pompen, in een vergeefse poging geen pijn meer te voelen. Mijn adem heeft moeite met doorgaan want mijn luchtpijp besluit zich te verdraaien in mijn binnenste. Mijn hart schreeuwt tegen mijn adem om te stoppen maar mijn longen weigeren dit toe te staan. Tranen duwen zich naar omhoog. Maar ze mogen niet los, want daar aan de oppervlakte drijft angst. Met een hand om mijn keel, klaar om die steeds verder dicht te schroeven. En bij elke ademhaling lijkt mijn luchtpijp kleiner te worden.
De kakofonie van emoties, schreeuwende gedachten, angsten en pijn bereikt een hoogtepunt als de eerste traan zich toch tussen mijn oogleden door duwt. En dan, dan wordt alles stil. Alles houdt zijn adem in terwijl de traan zich een weg zoekt over mijn wang. Hij rolt zachtjes langs mijn neus, aait liefdevol mijn lip, komt even tot stilstand op mijn kin voordat hij in een steeds hoger tempo naar de grond valt. En met die traan, valt ook mijn masker. Mijn lijf krult zich op in een bolletje terwijl de tranen vrij vloeien. Mijn adem stuwt zich naar de oppervlakte om daar al hortend en stotend te beseffen dat ze nooit vrijwillig zal kunnen stoppen. Zij gaat door. Ik moet door. Door, zodat jouw dood niet zinloos zal zijn. Door om te laten zien dat pijn kan inspireren. Inspireren om niet te blijven hangen in angst maar om een leven te leven dat betekenis heeft. En met dat besef glijdt de hand van angst weg, weg van mijn keel en naar mijn schouder. Daar blijft hij liggen en knijpt zacht, als een stille herinnering dat hij nooit volledig zal verdwijnen. Maar dan voelt mijn eigen hand dat ze wordt vastgepakt. Moed staat naast mij en neemt me stevig bij de hand. Zachtjes fluistert hij in mijn oor: ‘Kom mee, ik weet de weg naar het daglicht’.