De vleesgeworden angst

Luc van Gaans 11 jul 2015

De tandarts uit mijn jeugd was van de oude stempel, iemand die je zag als patiënt en niet als mens. De steriele wachtkamer hing vol met foto’s van de meest afschuwelijke tandziektes. Om je bang te maken natuurlijk. Als je de behandelkamer in werd geroepen zat de tandarts al klaar, ik zie hem nóg zitten, met een mondkapje voor zijn mond. Ik denk om die sarcastische grijns van hem te verbergen. Onze tandarts praatte nooit tegen je, hoogst ongemakkelijk. Voor je het wist kreeg je je tanden niet meer op elkaar omdat er ineens een klem tussen stond. En als ik hem tegen zijn assistente een paar ondefinieerbare termen hoorde mompelen schoot mijn lijf onmiddellijk in de hoogste staat van paraatheid. Er ging geboord worden… Of ik verdoving wilde werd nooit gevraagd, maar hij boorde alsof hij een gepantserde muur moest beslechten. Ongenuanceerd en pijnlijk. Een traumatische ervaring, keer op keer.

Als ik vroeger aan de tandarts dacht ging ik acuut zweten en bekropen me angstige en haatdragende gevoelens. Later heb ik ervaren dat het ook anders kan. Mijn recente tandartsen, die wél met hun tijd zijn meegegaan, hebben een leuke wachtkamer, geven een hand als je binnenkomt en vertellen je op zalvende wijze wat ze met je gebit gaan doen. Én ze boren beschaafd en precies, met verdoving als je dat wilt. Ik ben niet bang meer voor de tandarts.

Vorige week moest mijn auto voor de APK naar de garage. Ik parkeerde en gaf de sleutel met tegenzin en bange voorgevoelens af aan de baliemedewerker die me bemoedigend toelachte. Ik nam plaats in de wachtkamer waar koffie staat en een televisie. Gezellig, maar ik kon er niet van genieten. Ik deed wat werk dat ik van thuis had meegenomen en probeerde mijn gedachten te verzetten. Totdat de baliemedewerker kwam binnenlopen met een verontschuldigende blik in zijn ogen. Het angstzweet brak me uit. Hij kwam naast me zitten en sprak me op een rechterlijke manier toe. Het vonnis betrof een lijst van hoogst noodzakelijke reparaties. ‘Voor zo’n 1100 euro kunt er weer een tijd tegenaan meneer’, probeerde hij me nog gerust te stellen terwijl ik het bloed uit mijn gezicht weg voelde trekken. Als een geslagen hond betaalde ik de rekening en droop af. Thuisgekomen dacht ik wederom aan de baliemedewerker en het angstzweet brak me opnieuw uit. Deze man is mijn vleesgeworden nieuwe tandartsangst geworden. En nog een hele dure ook.