Sta je daar met je kale hoofd

AnoukA 1 jun 2015

Ik kijk in de ruit voor me en zie mijn spiegelbeeld. Een meisje met een doek om haar hoofd. Voor sommige vrouwen de normaalste zaak van de wereld, voor mij reuze spannend.

“Ik zet hem zwaarder dat kan jij wel hebben!” Mijn gedachtes worden onderbroken door mijn fysiotherapeut. Hij drukt op wat knopjes en ik merk dat ik harder mijn best moet doen.

Het is mijn eerste training sinds tijden. Wat voelt het fijn om onder begeleiding te sporten. Dat er een schema wordt gemaakt en ik dit niet allemaal zelf hoef te bedenken.

Nadat ik nog een paar minuten fiets, krijg ik het warm. Ik besluit mijn vestje uit te doen en mijn fiets wordt nog een tandje zwaarder ingesteld waardoor ik het nog warmer krijg. Ik kijk nogmaals in het raam voor me en zie meteen weer die doek.

En dan begint de discussie in mijn hoofd.
“Oke waarom zou je het niet doen?”
“Omdat het super eng is en iedereen dan een kaal hoofd ziet.”
“Waarom zou je het wel doen?”
“ Omdat het gewoon warm is met zo’n doek op je kop en met oefeningen zo meteen valt dat ding waarschijnlijk toch wel af.”

‘Iedereen’ hier – ook al zijn er maar drie mannen inclusief mijn fysiotherapeut – weet door ‘de doek’ dat ik ziek ben. Of nee, eigenlijk was. Want ik ben nu genezen verklaard toch? Maar zo voel ik me nog niet. Deze ziekte laat nog lang zijn sporen na.

Ondertussen word ik gek van mijn gedachten. “Oke, Anouk nu is het klaar. Doe dat ding van je hoofd af.” Ik bereid me voor en zeg tegen mijn fysiotherapeut: “Umm eigenlijk heb ik het best wel warm.. kan ik die doek afdoen?”

Tegelijkertijd bedenk ik me dat ik het niet vraag of het mag, maar omdat ik bevestiging wil.
Logischerwijs antwoordt hij dat ik dat zeker mag doen.
Ik haal diep adem en denk: “Gewoon doen. Je hebt het stik heet.” Of dat nu door de zenuwen komt of door het fietsen, vraag het me niet.

Ik draai de doek van mijn hoofd en leg die naast me neer. Ik voel me zo ontzettend kwetsbaar. IEDEREEN ziet het nu. IEDEREEN weet het nu. Ik kan me niet verschuilen. De discussie in mijn hoofd gaat verder:

“Iedereen, iedereen? Die twee mannen die daar staan te trainen?”
“JA INDERDAAD, of de mensen die door de ramen de sportschool binnen kunnen kijken, of de persoon achter de balie of, of, of.”

Ik wil niet zielig gevonden worden, maar ik kan ze gewoon horen denken: “Agh dat meisje, zo jong. Nu al kanker, wordt ze wel weer beter?”

Dat ben ik al. Zie je dat dan niet?