Michelinmannetje
Op het moment dat ik met een dienblad in mijn handen de tuin in stap, verstijf ik. Een gevoel dat niks wat ik nog doe of zeg goed is overvalt mij. Het voelt als onmacht. Het voelt oneerlijk. Die stomme lente ook altijd.
In de tuin ligt mijn vriendin, op zo’n ligstoel met de rugleuning wat omhoog. Ze heeft een bikini aan en leest een boek. “Ziet er goed uit”, denk ik nog even. Dan zie ik ze. Vlak achter dat boek, zo rond haar navel. Drie donkere streepjes. Lijntjes. Rolletjes.
Begrijp me niet verkeerd: mijn vriendin heeft een waanzinnig lichaam. Ze is zo’n vrouw die met mooi weer de blik van menig man grijpt en niet meer los laat. Maar elke winter weer eet ze stoïcijns te veel. En het is natuurlijk te koud om te sporten dan.
Het dienblad met daarop twee drinkglazen trilt in mijn handen. Ik weet dat zij de rolletjes al lang opgemerkt heeft en zij weet dat ik ze ook zie. En dan is zwijgen geen optie meer. Ik moet iets zeggen, maar wat het ook gaat zijn, het is toch nooit goed. Of ik vind haar te dik en lelijk, of ik ben weer niet eerlijk en daardoor juist de reden dat ze die rolletjes überhaupt heeft. Had ik de afgelopen winter maar gezonder moeten koken.
Natuurlijk zou één of twee kilo minder ook mijn voorkeur genieten. Niet zozeer dunner, maar gewoon net wat strakker. Wat minder flubber. Maar kan ik dat zeggen? Heb ik dat lef? In het dagelijks leven zeg ik wat ik denk en doe ik wat ik wil. Maar dit is anders, dit is een gevarenzone. Het zweet breekt me uit.
Ik had natuurlijk al onraad moeten ruiken op het moment dat ze me vroeg om Crystal Clear. Dat drinkt ze alleen op de momenten dat ze aan het begin van de lente weer geconfronteerd wordt met die rolletjes. Op de momenten dat ze zich een rollade voelt. Een Michelinmannetje.
Nu sta ik hier met de Crystal Clear in mijn handen. Mijn ogen gericht op de rolletjes, haar ogen gericht op mijn ogen. Ik moet wat doen, ik moet wat zeggen. Ze verwacht het, ze eist het.
“Ik ben wat in de keuken vergeten,” mompel ik en stap weer naar binnen. Ik heb het lef niet. Was het maar weer herfst.