Het fluitsignaal
Elke dag ga ik op en neer naar school om een ontwerper te worden. Elke minuut dat ik daar ben, ben ik bezig met het ontwerpen van oplossingen, veranderingen en ervaringen. Tot op vandaag dacht ik ook dat ik altijd bezig was met het ontwerpen van vooruitgangen. Dat was in mijn ogen altijd het doel; iets beter maken.
Vandaag kwam ik tot het besef dat er een gevaar schuilt in het vak van een ontwerper. De vooruitgang waar je naar streeft kan net zo goed een ondergang worden. Een ontwerper kan verantwoordelijk worden voor iets wat ons “mens zijn” -hetgeen waar we zo verschrikkelijk trots op zijn- vernietigt. Veel van de nieuwe technologieën en de ontwerpen die daarbij worden ontwikkeld zijn daar een goed voorbeeld van; Ze maken ons dommer, luier en we worden er ook niet bepaald socialer op.
We staan aan de zijlijn van ons eigen leven en kijken passief toe hoe het leven op korte termijn vooruit, maar op lange termijn achteruit gaat. Natuurlijk is het fijn dat er een bionische lens ontwikkeld wordt die ervoor zorgt dat je de rest van je leven weer goed kunt zien. En wat is het gaaf dat er een wekker op de markt gebracht wordt die je wakker maakt met de heerlijkste geuren. Intussen zorgt het er ook voor dat we vervreemd raken. Vervreemd van wijsheid, instinct, maar ook vervreemd van de mensen die dicht bij ons staan. Ik denk dat we zelfs vervreemd raken van onszelf.
Daarnaast raken we te veel en te snel gewend aan al deze nieuwe ontwikkelingen en gaan we binnen de kortste keren weer op zoek naar een nieuw probleem wat opgelost moet worden. Problemen die er eigenlijk helemaal niet zijn, maar gemaakt lijken te worden. Zolang het leven er ogenschijnlijk makkelijker op wordt, is het overgrote deel van de maatschappij de juichende massa op de tribune.
De scheidsrechter in het veld fluit naar me. Hij wil dat ik actief mee ga doen, dat ik mijn plekje langs de zijlijn verlaat. Ik besef me dat hij gelijk heeft en ik besluit iets leuks te gaan doen. Op het moment dat ik mijn vrienden uit wil nodigen om met me mee te gaan besef ik me dat ik niet weet hoe ik dat zonder telefoon moet doen. Vervolgens dringt het tot mij door; ik heb nooit geweten hoe het moet ook.