Flirten in de trein

Ergens is het geruststellend dat ik zowel in de trein van 7:09 als 15:09 evenveel (lees: minimale) sociale vaardigheden heb. Waar andere mensen als een netwerkend vlindertje door hun sociale bestaan fladderen, ben ik het musje wiens vleugels amper kunnen strekken. Zo zat ik laatst alleen in de trein. Prima op zich, ware het niet dat twee stations verder een mevrouw naast me plaatsneemt. Goed, kan gebeuren, treinen zitten nou eenmaal snel vol. Pas vijf minuten later verroer ik mijn hoofd – enkel om de personificatie van ‘mijn type’ te zien.

Godverdomme.

Een kant van me wil haar aanspreken; de andere kant heeft niet genoeg zelfvertrouwen om voor zich op te komen. En zo verlaat alles wat ik ooit als een wanhopige spons heb opgezogen over flirten met uitzonderlijke spoed mijn geheugen. Oké, dan: improviseren it is. Terwijl de klanken van muziek door mijn goedkope oordopjes me beschermen tegen allerhande treingeluiden, probeer ik hints te zoeken. Opzichtig kijk ik naar mijn reisgenote. Met de nonchalance van een baksteen verschijnt een Beatles-album op het scherm van mijn mobiel. Goh, toevallig dat ik daar net nu naar luister terwijl jij zo’n mooi Let It Be-shirt draagt! Dat dat zomaar gebeurt, hé.

Nee, dat mocht ik willen. Aarzelend stop ik mijn mobiel weer in mijn broekzak. Het enige wat wij nog delen gedurende de reis naar Utrecht, is een klam krantje dat nu toch al wel voor de zeventiende keer gelezen wordt. Wat een geluk dat het recept over mediterrane hamburgers zo fascinerend is. Helaas leidt zelfs zulke magische literatuur niet af van het feit dat mijn sociale vaardigheden beneden NAP zitten. Gedurende de rest van de rit kijk ik maar wat uit het raam. Bij Bunnik verlaat zij de trein, en daarmee wordt meteen mijn lot bezegeld.

Beduusd kijk ik voor me uit. Wat had het toch kunnen worden? Wellicht had dit geleid tot een universum waarin ik op mijn 30e op onverklaarbare wijze fysicus was, zij een avant-garde mosterdzaadkunstenaar, en we drie prachtige kinderen hadden die we 1, 2, en 4 noemden, puur om verwarring te zaaien. Of was ik juist samen met haar als junkie onder het plaatselijke viaduct geëindigd. Hoogstwaarschijnlijk niet. Natúúrlijk niet. Maar toch. Ik neem mezelf maar voor dat het er de volgende keer wel van komt. En de keer daarop. En de keer daarop. Tja. Als ik nou maar gewoon mijn bek eens opentrok.