Een scheet in het concertgebouw

aderoo 1 jun 2015

Daar zit ik dan op een woensdagavond, gehesen in keurige kleren, met keurige schoenen aan en de haren keurig in model gefatsoeneerd, want dat doe je als je naar het Concertgebouw gaat. Het Koninklijk Concertgebouw, onze Matthijs van Nieuwkerk laat maar al te graag en te vaak weten dat hij er meer dan eens komt en dat geldt voor meer mensen van middelbare leeftijd en ouder.

Ik begrijp het wel hoor, ik bedoel, als ik het Concertgebouw mag geloven is het “met zijn bijzondere akoestiek en kwalitatief hoogstaande programmering een van de meest exclusieve concertzalen in de wereld.”. En de twee keer dat ik er een bezoek aan heb mogen brengen vond ik het ook een plaatje om te zien en was de muziek, op een stiekem inkakmomentje na, bijzonder betoverend mooi. En toch lieve mensen; het publiek, kan iemand daar wat leven in de brouwerij brengen?

Tijdens een zonet genoemd inkakmoment begin ik grijze hoofden te tellen en als ik daar klaar mee ben, zijn de kale bolletjes aan de beurt. Ik ben er wel even zoet mee. Het publiek applaudisseert ondertussen zoals het heurt, heeft zich gekleed zoals het heurt en kucht wanneer het heurt. Alleen maar keurige mensen. Ik doe mijn best. We zitten vanavond in de kleine zaal- er is ook een grote- en ik gok dat een man of driehonderd zich deze avond wagen aan de geluiden van Beethoven, Haydn en Onslow. In de pauze wordt door iedereen druk vergaderd over het optreden van het Tetraktys Kwartet en de ene heer lijkt nog meer te weten over wat-dan-ook binnen de klassieke muziekwereld dan de andere heer die al zoveel leek te weten. En dan, als uiteindelijk de avond tot zijn eind gekomen is en iedereen voor het eerst langer dan drie seconden klapt, laten een aantal enthousiastelingen hun waardering horen door herhaaldelijk ‘brchavôh!’ te roepen. Voor de normale Nederlanders: bravo.

Bestaat er ook nog iemand met lef in het Concertgebouw? Ja? Kan die dan alsjeblieft een keer een hele harde scheet laten op het moment dat de zaal helemaal stil is? Een boer reken ik ook goed. Och, wat zullen de deftige freules en prominente heren verontwaardigd om zich heen kijken. Dat doe je toch niet? Wat onbeheurlijk! En ja, dat begrijp ik dan ook heus wel weer hoor, maar: Dan heb je wel lef.