Livia Guldie
Livia Guldie Opvallend 18 jun 2025
Leestijd: 6 minuten

Dyslexie is bekend, maar dyscalculie blijft onder de radar: dit is het verschil, volgens een expert

Tegenwoordig hoor je steeds vaker over dyscalculie, terwijl dyslexie lange tijd bekender en vaker besproken was. Wat is precies het verschil tussen deze twee leerstoornissen? Hoe kun je vaststellen of iemand dyscalculie, dyslexie, of misschien zelfs allebei heeft? Hoewel het om verschillende problemen gaat, is het soms lastig om ze goed uit elkaar te houden.

Metro belt met orthopedagoog Maaike Overeem, bekend op Instagram onder @orthopedagoogmaaike, over hoe zij omgaat met deze verschillende diagnoses.

Dyscalculie of dyslexie?

De termen dyscalculie en dyslexie lijken op elkaar en zijn daarom soms moeilijk te onderscheiden, wat ook Overeem ziet. „Als je de woorden letterlijk vertaalt, betekent ‘dys’ ‘niet’ of ‘moeilijk’, ‘heel officieel beperkt’, en ‘lexis’ heeft te maken met lezen en spellen. ‘Calculie’ gaat over rekenen. Hoewel beide aandoeningen met verschillende hersengebieden te maken hebben, is dyslexie sterk genetisch bepaald. Dyscalculie lijkt minder erfelijk te zijn, maar daar is ook minder onderzoek naar gedaan.”

„Dyslexie en dyscalculie gaan niet over, maar ieder kind gaat er anders mee om.” Je kunt kinderen volgens Overeem wel helpen. „Als een kind in groep vijf nog op het niveau van groep vier werkt, kun je eerst die basis versterken voordat het voordat het verdergaat met het niveau van de klas.”

Ze vervolgt: „Bij dyscalculie is oefenen belangrijk, maar hulpmiddelen zoals een rekenmachine of een tafelkaart helpen ook, die krijg je met een diagnose dyscalculie al in de bovenbouw. Dyslexie kun je ondersteunen door teksten voor te lezen of een groter lettertype te gebruiken. Met een verklaring heb je recht op speciale ondersteunende maatregelen die het leren makkelijker maken.”

Waarom komt dyscalculie minder voor?

Ook Overeem merkt op dat dyscalculie veel minder bekend is dan dyslexie en minder mensen het ook lijken te hebben. Maar daar is volgens de orthopedagoog een simpele verklaring voor. „Vanuit de jeugdwet is er een vergoedingsregeling voor Ernstige Dyslexie (E.D). Scholen kunnen hier een beroep op doen en er is een protocol voor. Voor dyscalculie, oftewel ernstige rekenproblemen, bestaat zo’n vergoeding niet.”

Overeem noemt nog een verschil. „Er is ook een protocol voor dyscalculie, dus voor ernstige rekenproblemen. Toch zijn er geen vergoedingen, terwijl de Jeugdwet zegt dat gemeenten vergoedingen kunnen geven voor allerlei problemen, zoals anorexia en gedragsstoornissen. Voor dyscalculie is er echter geen speciaal geldpotje. Ouders of de school moeten de kosten vaak zelf betalen, wat veel ouders lastig vinden. Ik vind dat heel merkwaardig. Ze willen het wel laten onderzoeken, maar er is vaak geen geld voor.”

Dyslexie lastigere stoornis

Dyslexie wordt volgens de orthopedagoog sneller ontdekt dan dyscalculie. „Lezen en taal is breder in verschillende delen van de hersenen verankerd, het werkt samen met meerdere functies. Daardoor valt dyslexie sneller op, want taal speelt in bijna alle vakken een rol.”

Ze vervolgt: „Spelling, lezen en schrijven komen overal terug: biologie, geschiedenis, topo; overal moet je dingen lezen en opschrijven. Rekenen wordt vaak als een apart vak gezien en pas in de bovenbouw van de middelbare school ontdekt. Daarom wordt dyscalculie vaak later herkend”, zegt Overeem.

Oefeningen met dyslexie en dyscalculie

„Dyslexie is niet per se een groter probleem dan rekenproblemen, maar mensen met dyslexie krijgen wel meer aandacht en ondersteuning. Ik merk dat zij er ook vaak meer last van hebben dan mensen met dyscalculie”, zegt Overeem. Zij ziet zelf ook vaker kinderen met dyslexie, maar merkt op dat dyscalculie vaak makkelijker is om mee te leven, omdat hulpmiddelen zoals een rekenmachine of een tafelblad meestal goed helpen.

Ook met oefenen is dat verschil er: „Je kunt eeuwig die tafels blijven oefenen, maar het blijft bij kinderen met dyscalculie niet hangen. Wat vervelend is, is dat zelfs sommen onder de twintig lastig blijven; ze kosten veel denktijd en het tempo blijft traag. Dat frustreert kinderen.”

Hoe diagnostiseer je dyslexie of dyscalculie?

Hoe vroeg je iemand kunt diagnosticeren met dyslexie of dyscalculie, is volgens Overeem nog niet zo makkelijk. „Scholen moeten intensieve begeleiding geven als een kind het moeilijk heeft. Pas nadat een kind drie keer een ‘E’ scoort op lezen, kan er sprake zijn van ernstige dyslexie. Dit kan meestal pas eind groep 4 vastgesteld worden, omdat kinderen dan voldoende lees- en spellingsonderwijs hebben gehad om een betrouwbare diagnose te krijgen. Vaak wordt dyslexie midden groep 5 vastgesteld.”

De school moet volgens Overeem aantonen dat er begeleiding is geweest, met een duidelijk behandelplan en voldoende oefentijd per jaar. „Als er ondanks deze begeleiding nog steeds problemen zijn, komt een orthopedagoog kijken of het gaat om een hardnekkige leerstoornis.”

De diagnose dyscalculie wordt volgens de orthopedagoog vaak pas rond groep 6 gesteld. Ook hier moet de school laten zien dat er intensieve begeleiding is geweest. „Daarnaast wordt onderzocht of het een leerstoornis betreft of een gevolg van gebrekkig onderwijs”, zegt Overeem

Hoe kom je erachter?

Overeem zegt dat er een aantal kenmerken zijn waar de twee stoornissen makkelijk aan te herkennen zijn. „Bij dyslexie is het een kenmerk als kinderen letters zoals ‘b’ en ‘d’ blijven omdraaien. Dit is niet meteen een probleem bij kleuters, maar als ze dit in groep 5 nog doen, misschien wel. Als kinderen niet uit het groep 3-niveau komen qua lezen en spelling, moet de school hier iets mee doen. Andere kenmerken zijn weinig interesse in taal, het lastig vinden van rijmen en minder interesse tonen in letters.”

Bij dyscalculie gaat het volgens Overeem vooral om problemen met cijfers en rekenen, die vaak al opvallen in groep 3 en 4. „Wanneer kinderen moeite hebben met het automatiseren van sommen, het omdraaien van cijfers of het onthouden van rekenregels, en dit in de bovenbouw nog steeds doen, is dat toch opvallend.”

Kun je beide stoornissen hebben?

Mensen hebben niet altijd slechts één van de stoornissen, ze kunnen naast elkaar voorkomen. Overeem: „Ik heb weleens onderzoek gedaan bij een meisje van 13. Haar scores waren laag, maar haar IQ was gemiddeld. In principe zou ze het niveau aan moeten kunnen, maar toch lukte het haar niet bij rekenen en spelling.” Maar had ze nu dyscalculie of dyslexie?

„In een ander geval dachten we eerst aan dyscalculie, omdat ze moeite had met rekenen. Maar ze voldeed niet aan de officiële criteria. Uiteindelijk kwamen we erachter dat ze vooral veel faalangst had. Ze had dus geen dyscalculie, maar de faalangst blokkeerde haar bij het maken van moeilijker rekensommen en dit zorgde voor rekenproblemen.”

Rekentoets nog altijd lastig

Onlangs werd bekend dat veel mbo’ers last hebben van de rekentoets, en dat dyscalculie mogelijk de oorzaak is. Maar volgens Overeem hoeft dat niet zo te zijn. „Ik kan me moeilijk voorstellen dat je op het mbo zit, de rekentoets niet haalt en er dan pas achterkomt dat je dyscalculie hebt. Als er echt een probleem is, zou je in groep 7 al vastgelopen moeten zijn op toetsen. Voor die rekentoets moet je simpelweg veel oefenen. Misschien denken mensen: ‘Ik heb op de basisschool rekenen gehad en later wiskunde, dus dat moet ik wel kunnen.’ Maar dat blijkt niet altijd zo te zijn.”

Onderzoek: dit effect heeft minder suiker eten op je lichaam en cravings

Hier woon je het best: de meest leefbare steden van Nederland en Europa

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Reacties