Noelia Romero Cabrera
Noelia Romero Cabrera Nieuws 7 apr 2017
Leestijd: 16 minuten

Politieman word je niet voor het geld

Politieagenten hebben niet het gemakkelijkste beroep ter wereld, maar toch blijven de schoolbanken vol. Wat maakt het beroep van agent nou zo aantrekkelijk, ondanks alle druk van buitenaf? Metro spreekt met vier mannen in het blauw over hun passie voor het vak: twee van hen hebben al jarenlang de politiepet op en twee anderen zijn nog maar net de straat op gegaan.

Kevin 38 jaar – Politieagent voor zeventien jaar en nu ook begeleider van aspiranten

Hoe ben je bij de politie terechtgekomen?

“Ik was vijf toen ik wist dat ik politie-gent wilde worden. Ik kreeg toen een conducteurssetje. Het spoorweglogo ging er van af, de kniptang uit de holster, dat werd vervangen door een pistooltje en zo ging ik de straat op: bekeuringen uitdelen. Tijdens het uitdelen van die bekeuringen, kreeg ik contact met de politie, toen nog in de groenwitte busjes in Rotterdam.”

Wat is er zo mooi aan het vak?

“Het gaat niet over geld, politie word je ook niet om je portemonnee. De afwisseling is wat het interessant maakt. Je weet niet wat je kunt verwachten. Je bent niet bij de politie gegaan om in een sleur terecht te komen. Een winkeldief kan ook leuk zijn, als je er bijvoorbeeld achter komt dat hij ook al zeven andere winkels langs is gegaan, maar als je de vijfde op een dag hebt gehaald, is het minder interessant. Ik pak niks liever dan een woninginbraak, liefst nog op heterdaad. Daarvoor moet je slim zijn, dat zijn de leuke dingen. Ik heb een keer gehad dat ik ze betrapte toen ze uit het raampje klommen, toen heb ik de tv aangepakt en ze geholpen dingen naar buiten te brengen. Toen ze zich omdraaiden, zagen ze de politie voor zich.”

Wat maakt het politievak anders dan andere?

“Het is een gevaarlijk beroep, je moet blind op elkaar kunnen vertrouwen: ik wil wel gewoon ’s avonds thuis komen voor mijn prakkie. Bij de politie is heel sterke saamhorigheid, het draait om teamwork. We komen wel veel dood en verderf tegen, maar we lachen ook wel veel samen. Er is geen zwartere humor dan politiehumor. Dat krijg je vanzelf wel. Het is een soort beschermingsinstinct.”

En hoe zit het met het imago?

“Het is een soort mini-samenlevinkje, met allemaal hetzelfde doel. Het imago is dat van de haantjespolitie, de machomannen. Je moest een bepaald karakter hebben om daartussen te passen. Die naam hebben we nog wel, maar zo zijn we al lang niet meer. Toen hadden we een strenge politie nodig.”

Wat zijn de minder mooie dingen in het vak?

“Ik heb een bloedhekel aan e-mail, dat kunnen ze beter afschaffen. De administratie is het vervelendst: stel je voor, een voetballer scoort en moet daarna 2,5 uur tikken over hoe hij dat doelpunt heeft gemaakt: waar de doelman stond, waar hijzelf stond, hoe het gras erbij lag, wat het publiek deed. Ik ga liever snel weer boeven vangen, maar zo werkt het niet, helaas.”

Hoe zit het met de werkdruk voor agenten?

Lees ook: Hoe snel reageert politie op meldingen?

“Er is zoveel vraag naar politie. Intussen is het wel veiliger geworden. Dan kun je dus in principe met minder personeel toe, dan heb je een soort leegloop of verplaatsing in het politie-apparaat en zo ga je langzaam weer achter de feiten aan lopen uiteindelijk. Dat is jammer. Ik wil veel meer doen, maar nu moeten we al moeite doen om het rooster rond te krijgen. Dat maakt het soms lastiger ons aan de rusttijden te houden tussen de diensten. Wij klagen er niet over, maar het houdt ook een keer op, ik wil ook een keertje vrij.”

Wat zou je graag anders willen zien?

“We werken nu altijd in duo’s, zelden solo, behalve dan de wijkagenten. Het zou fijn zijn als het zo veilig zou zijn voor de politie – en dus voor de mensen – dat wij solo kunnen werken. Dan kunnen we veel meer doen.”

Wat moet een agent volgens jou kunnen?

“Agent zijn is pro-actief werk. Het is niet wachten op een melding. Je moet ook weten wanneer je juist niet eigenwijs moet zijn. Je moet gezag kunnen uitstralen. Als één collega dat niet heeft, tast het de hele politie aan. Dienstbaar zijn, niet jezelf op de eerste plaats zetten. Als mensen hulp nodig hebben: je kunt altijd helpen. Moedig zijn is wel een kernkwaliteit. Je mag wel bang zijn, maar het is de wijze waarop je daarmee omgaat. Wij staan altijd vooraan, dan moet je wel durven. En eerlijk, integer en betrouwbaar zijn natuurlijk. Ik ben een vrij strenge leermeester: ik moet je het leven van mijn oude omaatje toe kunnen vertrouwen.”

Wat merk je van de veranderende samenleving?

“We hebben te maken met een generatie die meent zich niet te hoeven gedragen, dat merken we steeds vaker. Misschien is dat een kwestie van opvoeding. Ik zou het niet in mijn hoofd halen om een grote te bek op te zetten tegen de politie; hoe haal je het in je hoofd? Ons gezag lijkt niet langer te worden geaccepteerd, maar wij zijn de bescherming tussen het goede en het kwade. De politie kan en mag niet verliezen, dat wil je niet.”

Worden jullie vaak gefilmd tijdens je werk?

“In die filmpjes zie je vaak alleen een stukje van de hele situatie. Je moet continu schakelen en rekening houden met verzet, dat je ook zelf letsel kunt oplopen. Ik ben er niet mee bezig dat we eventueel gefilmd kunnen worden. Het is vooral voor de mensen zelf, het lijkt erop dat zij zich stoerder voelen als ze gefilmd worden, daardoor voelen ze zich aangemoedigd.”

Zijn camera’s de oplossing voor geweld tegen hulpverleners?

“Er zijn collega’s die privé een bodycam hebben aangeschaft. Camera’s werken nadelig: je ziet alleen maar telkens een klein stukje. Een camera geeft niet het gevoel van een collega weer, laat niet zien of iemand zich in het nauw gedreven voelt, waarom iemand een vuurwapen trekt. Het is zo moeilijk of je wel of niet je zwaarste middel in zet. Je hebt minder dan een seconde de tijd om te beslissen, gaat dan vooral op je gevoel af. Er is niemand die snapt hoe bedreigd jij je op dat moment voelt.”

Wat is dan wel de oplossing?

“Er speelt nu zo ongelooflijk veel. Bedreiging van terrorisme, maar ook vervolging van agenten. De politie wordt niet altijd meer geloofd. Ik begrijp dat echt niet. Bij honderd procent van de boeven heb ik geen wrok, het is nooit een persoonlijk iets. Toch wordt dat niet geloofd of moet ik met meer komen dan mijn eed of mijn woord. De bal wordt heel snel bij ons gelegd: wij moeten anders met mensen omgaan. Zij mogen ook wel eens anders omgaan met ons. Ik kan me niet voorstellen dat collega’s van mij van huis gaan met het idee om iemand eens even lekker agressief aan te pakken. Het is heel triest: daar doe je het niet voor. We moeten het vertrouwen krijgen om ons werk te doen. Daar houdt het niet bij op: we moeten ook de middelen krijgen. Goede ICT, zodat we direct op straat dingen kunnen afhandelen en alles ter plaatse kunnen doen zonder dat we terug naar het bureau moeten. Wij als politie zijn altijd nodig, er zullen altijd boeven blijven.”

Laurens 26 jaar – aspirant-agent

Waarom ben je bij de politie gegaan?

“Ik wilde wat doen, wilde helpen. De actie stond mij ook wel aan, dat geef ik toe. Ik was al jong bezig met hulpverlening en alles wat spectaculair was, vond ik leuk. Op mijn twaalfde ben ik bij de jeugdbrandweer gegaan, op mijn achttiende bij de vrijwillige brandweer, maar toen heb ik bij de politie gesolliciteerd.”

Hoe ging dat daarna?

“Op mijn achttiende heb ik toen gesolliciteerd, maar ben ik afgewezen. Ik was die eerste keer voornamelijk nog erg jong. Als ik nu terug kijk, ben ik het daarmee eens: ik had te weinig meegemaakt voor het politiewerk.”

Wat is er zo mooi aan het vak?

Lees ook: Schattig: politieman helpt peuter van speen af

“Voor mij is alles leuk, een winkeldief is al interessant en overal zit wel een leuk dingetje aan. Elke situatie is weer anders. Er is altijd wel wat te doen en iedereen staat altijd klaar. Voor z’n werk, de burgers en de veiligheid. De politie is één grote familie: je wordt niet weggekeken en ik ben nu al met open armen ontvangen.”

Wat zijn de minder mooie dingen in het vak?

“Op de administratieve lasten mag wel wat verzonnen worden. En ik hoop dat de eed of belofte die ik afleg straks, ook dezelfde waarde voor anderen krijgt die het voor mij ook heeft. Je kunt blind gaan op de politie.”

Wat moet een agent volgens jou kunnen?

“Verantwoording af kunnen leggen is heel belangrijk. De eerste week van de opleiding kom je daar al mee in aanraking. Je leeft als politie in een glazen huis, je hebt altijd een uniform aan. Mensen kijken anders tegen je aan en je hebt een voorbeeldfunctie. Ik heb nooit een periode gehad dat ik dat moeilijk vond, ik heb me zelf altijd gedragen. Ik hoef er niet over na te denken, normen en waarden zitten er al in, wat dat betreft geen verandering.”

Heb je nog tips voor mensen die twijfelen of ze agent willen worden?

Als je agent wil worden, moet je er wel echt voor gaan. Als je twijfelt: doe het niet. Je moet er echt achter staan. In het begin moet je zoveel wetkennis stampen. Als je niet gemotiveerd bent, ben je zo klaar.

Damien bijna 30 jaar – twee jaar in het blauw

Waarom ben je bij de politie gegaan?

“Ik was een paar jaar basisschoolleerkracht. Ik merkte toen mijn machteloosheid op bij hulpvragen van kinderen. Als je ziet dat een kind niet lekker thuis zit, kun je niet veel doen als leerkracht. Het ging ook om een stukje carrièremogelijkheden. Daarnaast was het ook een beetje meer divers: een 9-to-5-job kan een beetje suffer worden op den duur.”

En, genoeg diversiteit gevonden?

“Je draait sowieso wisseldiensten. Daarbij kom je allerlei facetten van de samenleving tegen: forenzen, stappers, studenten. Normaal zie je wel mensen op je werk en onderweg, maar nu kom ik de hele dag door met mensen in aanraking. Het is heel afwisselend. Het is ook wel eens dat er niks gebeurt tijdens de nachtdienst op zaterdag, of dat je met de vroege dienst meerdere dingen achter elkaar meemaakt. Het ene moment zit je ontspannen aan de koffietafel, een seconde later ben je aan het rennen voor iemands leven. Dat is mooi, die actie-omslag. Ik ervaar dat als positief: je gaat naar je werk, maar je weet niet wat je gaat doen op zo’n dag.

Hoe zit het dan met het hulpverleningsaspect?

“Ik kom nu bij mensen thuis en dan kun je ook wat: je hebt een heel palet aan mogelijkheden waar je uit kunt kiezen. Je kunt nu juist veel meer voor mensen betekenen.”

Wat vindt je omgeving ervan dat je nu agent bent?

“Ik heb twee kinderen, een baby’tje en een kleuter: de kinderen zijn altijd heel enthousiast als ik eens sporadisch in uniform thuis kom, dat is geweldig. Mijn vrouw is soms positief, soms negatief: die vindt dat ik niet altijd de hele wereld hoef te verbeteren.”

Wat merk je van de veranderende samenleving om je heen?

“Mensen zijn vooral een stuk mondiger geworden, dat zie ik wel. Ze denken dat iedereen er verstand van heeft. Ik probeer het altijd op een normale manier af te handelen, om ervoor te zorgen dat iemand niet agressief wordt. Maar iedereen die een hulpverlener aanvalt, verdient de hoogste straf die er is. Als je iemand lastig valt terwijl die bezig is iemand te helpen, vind ik dat beneden peil. Hetzelfde geldt voor agressie tegen de politie."

Wat kan er beter?

“Wij hebben als opdracht mee om deëscalerend te werken. Zwaarder materieel of meer mankracht helpt niet. Ik denk niet dat het deëscalerend werkt als je met een zwaard en groot machinegeweer zou staan. Dat werkt gewoon niet, dan zijn mensen gewoon te bang voor je. Ik weet niet of het goed is als er te pas of te onpas bevoegdheden bij komen.”

En bij de politie zelf?

“De politie moet de competities van mensen zien, faciliteren en ruimte geven voor vernieuwende en nieuwe mensen. Voor mensen die binnenkomen vanaf MBO niveau 3 is het lastiger om door te stromen naar brigadier, omdat daar ook nieuwe mensen binnenkomen vanaf het HBO. Dat terwijl zij misschien wel vele malen innovatiever zouden kunnen zijn. Innovatie is nodig. Hoe meer ontwikkeling, hoe beter. Criminelen gaan ook mee met technologische ontwikkelingen.”

Wat moet een agent volgens jou kunnen?

“Het begint met je bevoegdheden, dat zijn hele duidelijke regels. Politieagent zijn, is een heel vrij beroep, ondanks dat het toch heel ingekaderd is. Ik denk dat het goed is dat duidelijk is wat wel en niet mag. Daarnaast moet je goed zijn in contact met mensen, rustig, analytisch, besluitvaardig. Geen pitbull, hoewel je die soms ook wel nodig hebt. Er zijn meer wegen die leiden naar Rome, als je de kernwaarden van de politie maar na kan leven.”

Heb je nog tips voor mensen die twijfelen of ze agent willen worden?

“Als je agent wil worden, doe het, ga ervoor. Het is een prachtig vak, het is onwijs leuk. Neem die stap. Achteraf kun je altijd nog een andere beslissing nemen. Ik heb er geen spijt van.”

Willem 56 jaar – in actieve dienst sinds juli 1980 en bijna 21 jaar wijkagent

Hoe ben je politie-agent geworden?

“Ik wilde met m’n handen werken, maar ik had ook hersens, dus ik moest eerst leren van mijn ouders. Hier in Leiden werd op een school voorlichting gegeven, toen dacht ik: ja, dat lijkt me wel wat. Toen ik een jaar of twintig was, ging ik de politieschool door. Ik had toen een meter aan boeken en toen dacht ik, god, moet ik dat allemaal leren?”

Wat deed ’t m?

“De afwisseling en het feit dat je wat kan betekenen voor de maatschappij, dat je een verschil kan maken, dat deed het ‘m voor mij. Het is een mooi vak, met verschillende soorten actie. Je maakt in twee jaar dingen mee die je in twintig jaar kantoorbaan nooit ziet. Nu kan ik zeggen dat ik het leven heb gered van mensen, dat ik hartmassages heb gegeven, dat soort dingen. Aan de andere kant ben je er ook voor burgers, kun je de problematiek oplossen waar ze het zelf niet kunnen of horen op te lossen. Op heel kleine schaal kun je je expertise inzetten om zo mensen te helpen."

Waarom juist gekozen voor wijkagent?

““Wijkagent zijn moet je liggen. Niet iedereen heeft het in zich om creativiteit in te zetten en het ‘gezeik van de burgers’ aan te horen. Je moet een brede rug hebben, daar moet je tegen kunnen. Als wijkagent bied je een meerwaarde. Bij een ruzie in de ene straat, ga je er snel naartoe, in de andere straat niet: dat komt omdat je toch de sfeer wel kent en je pappenheimers kent. Ik vind dat je als wijkagent een stabiele factor moet zijn. Dus dat wijkverenigingen, ook als ze je niet mogen, toch de klachten wel doorgeven. Bij de wijkagent zit zo veel kennis. Hij weet wat voor achtergronden er spelen. Dat is informatie die je niet meer kunt vinden of kunt koppelen in systemen. De wijkagent kent de mensen.”

En lost de wijkagent alle problemen en klachten op?

“Mensen kunnen ook zelf dingen oplossen. Het is niet, gooi maar over de heg en veel geluk ermee, je moet er zelf ook wat aan doen. Het is al die jaren mijn insteek geweest dat als er niks gebeurt van hun kant, er bij ons ook niets gebeurt. Je hebt ook zelf een verantwoordelijkheid. Soms is dat een kwestie van een lange adem en sommige dingen zijn nooit op te lossen, die horen bij een binnenstad.”

Zijn er nog tips voor beginnende politieagenten?

“Je moet zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Je moet helder zijn en goed kunnen uitleggen wat je doet. Je moet vasthoudend zijn, geduld hebben en creatief zijn. Als je als agent net begint, rijd je met een mentor mee. Die heeft dan de portofoon, de radio, begeleidt zijn leerling en kijkt dan ook nog om zich heen om alles te zien en ziet in z’n ooghoek ergens iets fout gaan. Dat is het onderbuikgevoel van de politie. Dat krijg je door te doen, dat is de ervaring.”

Hoe is het vak de afgelopen jaren veranderd?

“In de loop van de jaren is de werkdruk en het soort werk wat gevraagd wordt, wel verhoogd. Het is goed dat professionaliteit gecultiveerd wordt, het vermogen om met complexere zaken om te gaan. De wetgeving heeft steeds meer soorten en regels, het woud wordt alleen maar dichter en dus lastiger. Er wordt een enorm stuk professionaliteit van de collega’s gevraagd, en allerlei tussenvormen, maar de basis blijft hetzelfde. Een heleboel dingen helpen ook, technologische dingen zoals smartphones. Ik ging daar al snel in mee. Vanaf ’98 hadden we een Nokia, toen gebruikte ik de memo-recorder al, dat gaat vele malen sneller dan schrijven. Ik heb op twitter nu 3800 volgers, ik was een van de eerste zeven die was gevraagd voor twitter. Ik was een keer bij een auto die van een kade was geduwd: een paar jongens waren getuige geweest en konden een signalement doorgeven. Ik heb foto’s gemaakt van ze en in de memo-recorder van mijn telefoon hun adressen ingesproken. Die jongens stonden met grote ogen te kijken, vonden het wonderlijk om te zien dat zo’n bejaarde niks opschreef.”

Wat kan er beter?

“De jeugd ziet de mobieltjes als verlengstuk van zichzelf. Dat heeft voor- en nadelen, maar er is een protocol voor nodig: doe het op één manier. Dat helpt ons in ons werk en is zeker een aanvulling.”

En? Nog tot aan het pensioen in het blauw?

“Mijn oudste zoon, schoondochter en jongste zoon zitten ook bij de politie. Mijn oudste zat in het vrijetijdsmanagement. Hij wist toen: dit wordt ‘m niet. Hij voelt zich nu als een vis in het water. De jongste doet sport en beweging. Het was wel onverwacht ook dat ze alle drie bij de politie zitten. Als we alle drie thuis zijn, zegt mijn vrouw ook wel eens: ja, nu is het genoeg, even over wat anders!”

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reageer op artikel:
Politieman word je niet voor het geld
Sluiten