Redactie Metro
Redactie Metro Dossier 11 sep 2017
Leestijd: 10 minuten

Stagiaires anno 2017: slecht betaalde werknemers?

Hoewel stages en werkervaringsplekken steeds belangrijker worden op de cv’s van starters op de arbeidsmarkt, is er nauwelijks toezicht op de kwaliteit daarvan. Wordt de stagiair als student of als werknemer behandeld? En wat betekent dit voor de arbeidsmarkt en sociale gelijkheid? Een opiniestuk van Adriaan de Jonge, student Filosofie en voormalig stagiair bij Pakhuis de Zwijger.

Werkervaringsplekken (WEP’s) zijn stageplekken die niet verbonden zijn aan een onderwijsinstelling. Niet zo lang geleden had ik zelf zo’n werkervaringsplek. Onbetaald. Dat ik er niet aan zou verdienen, leek me geen probleem. Ik wilde immers leren, niet werken. Maar toen ik eenmaal begonnen was, bleek dat onderscheid tussen werken en leren niet zo helder als ik dacht.

Een student heeft baat bij goed onderwijs en daarom zijn er vanuit de overheid scherpe eisen opgesteld om de kwaliteit van ons onderwijs te waarborgen. Een werknemer heeft baat bij een fatsoenlijk loon en wordt daarom door de wet en vakbonden beschermd tegen uitbuiting. De WEP valt tussen wal en schip. Is die leerling of werknemer?

Waar we in het onderwijs en op de arbeidsmarkt collectieve verantwoordelijkheid nemen voor het waarborgen van kwaliteit en eerlijkheid, is de stagemarkt een soort laissez-faire economie waar het individu op zichzelf aangewezen is.

Minister Asscher heeft onder andere in 2013 en 2015 op kamervragen geantwoord dat onbetaalde stages en werkervaringsplekken mogen, mits de stage zich wezenlijk onderscheidt van een normale werkplek. Het leeraspect moet centraal staan, niet de productieve werkzaamheden. Het moet om een additionele werkplek gaan. Niet een plek die anders door een werknemer ingenomen zou worden. Er moet ook een duidelijk leerplan opgesteld worden, dat na afloop geëvalueerd wordt. Zo niet, dan is er juridisch gezien sprake van een werkovereenkomst. De Inspectie SZW kan het bedrijf dan een boete opleggen. Met terugwerkende kracht kan minimumloon geëist worden voor de gewerkte uren.

Geen student, geen werknemer

De Inspectie SZW houdt echter geen structureel toezicht. Woordvoerder Paul van der Burg laat weten dat de Inspectie alleen tot actie overgaat “als er meldingen of klachten binnenkomen of als we bij andere inspecties signalen krijgen”. Maar veel meldingen komen er bij SZW niet binnen. Voor veel stagiairs is een onder- of onbetaalde stage de enige mogelijkheid om werkervaring op te doen. Anderen hopen op een baan bij het stagebedrijf. Daardoor ligt de drempel om een klacht in te dienen nogal hoog.

Het is dan ook niet duidelijk of de Inspectie SZW een goed overzicht heeft van de situatie rond werkervaringsplekken. Toch staan de stagiairs steeds meer in de aandacht. Tv-programma De Monitor deed uitgebreid onderzoek en ook FNV Jong is actief in het aankaarten van misstanden. Zo is er een meldpunt voor stages ingesteld. Onlangs startte Esther Crabbendam, voorzitter van FNV Jong, de blog Stageleed. Mijn stagebedrijf, cultureel platform Pakhuis de Zwijger, werd als eerste besproken op twitter. Minister Asscher reageerde via twitter dat de stage-omschrijving inderdaad niet voldoet aan de standaarden, maar dat het uiteindelijk gaat om de "feitelijke inrichting" van de stage. En zoals de Inspectie SZW beaamt, wordt naar die feitelijke inrichting pas onderzoek gedaan als er klachten binnenkomen.

Schijnconstructies

De WEP-stagiair is net geen student maar ook net geen werknemer. De aanbieder van de stage kan hiervan misbruik maken door de stagiair de ene keer als student te behandelen en de andere keer als werknemer.

Bij mij gebeurde dat ook. Zo probeerde ik me te beroepen op de rechten van een student. Bijvoorbeeld: regelmatig fatsoenlijke feedback ontvangen. Daar werd natuurlijk naar geluisterd, maar uiteindelijk kreeg ik altijd iets te horen in de trant van: "Denk je dat de werknemers hier ook elke week een cijfer krijgen voor hun werk? We zijn een bedrijf, geen universiteit."

Daarnaast heb ik met enige regelmaat aangekaard dat stagiairs niet betaald kregen, terwijl ze bijna hetzelfde werk doen als de betaalde collega’s. Het antwoord: "Maar je bent hier toch om te leren?" Toen was ik weer student.

Ook deed ik pogingen meer zeggenschap te claimen over mijn leerproces. Als student was ik gewend om dat recht te hebben. Dan gaf ik een voorkeur aan voor bepaalde werkzaamheden die het beste bij mijn leerdoelen pasten. Vaak was het antwoord: "Ik weet dat je liever iets anders doet, maar doe het toch maar. Dat moet je ook leren." Het stagebedrijf eigent zich dus de autoriteit van een onderwijsinstelling toe (het bepaalt voor de stagiair wat wel en niet leerzaam is), zonder de verantwoordelijkheid te dragen die daarbij hoort.

Op die manier heeft het stagebedrijf in feite net zoveel controle over onbetaalde stagiairs als over betaalde werknemers. Het enige verschil is dat de rechtvaardiging voor het geven van opdrachten in het ene geval is “want daar word je voor betaald” en in het andere geval “want daar leer je van”. Door deze slimme methodes kunnen stagiairs gemakkelijk verstrikt raken in schijnconstructies. Ze zijn alleen stagiair bij gebrek aan goede startersfuncties en voeren in feite de taken uit van een reguliere werknemer.

Vrije wil

Hiermee is nog niet gezegd dat alle aanbieders van (onbetaalde) werkervaringsplekken daadwerkelijk zo met hun stagiairs omgaan. Hoe erg is het eigenlijk dat sommige bedrijven hun macht op deze manier uitbuiten?

Vaak hoor ik deze tegengeluiden: ook al word je behandeld als onbetaald werknemer, als het je na zes maanden een baan oplevert ben je beter af dan wanneer je werkloos blijft, toch? Bovendien, als al die stagiairs uit vrije wil kiezen voor zo’n werkervaringsplek, wat kan er dan mis mee zijn? Het is waar dat niemand wordt gedwongen om onbetaald stage te lopen. De onbetaalde stagiairs zijn nog niet de straat op gegaan. Ze hebben hun stagebedrijven nog niet massaal aangeklaagd. De meeste van mijn collega-stagiairs vonden de werkplek prima. Hartstikke gezellig, leerzaam en natuurlijk goed voor je cv en netwerk. Als ik klaagde over mijn werkervaringsplek, kreeg ik te horen dat ik hier zelf voor gekozen had.

De directeur van mijn stagebedrijf voert hetzelfde punt dan ook op als zijn belangrijkste argument. De werkervaringsplek is een overeenkomst tussen de stagiair en hem. Beiden moeten van tevoren duidelijkheid hebben over wederzijdse verwachtingen, maar zodra de overeenkomst uit vrije wil is aangegaan, kan er niet meer onderhandeld worden en heeft de wet ook niets te zeggen over die afspraak.

Kunnen we echt spreken van vrije wil? Wie zou er kiezen voor een onbetaalde werkervaringsplek als een betaalde startersfunctie ook beschikbaar was? De onbetaalde stagiair heeft meestal weinig keuze. Natuurlijk komen ze niet in opstand: gewillig meedraaien in het systeem biedt voor velen de enige optie op een baan.

Een ander probleem is dat stagiairs (of ze nu vrijwillig stage lopen of niet) meewerken aan verdringing op de arbeidsmarkt. Werkervaringsplekken zijn soms verkapte arbeidsplaatsen, waar anders voor betaald zou worden. Bedrijven kunnen een deel van hun werk uitbesteden aan onbetaalde stagiairs. Daardoor blijven er nog minder betaalde banen over. Dat zorgt voor nog meer hoogopgeleide werklozen, die als gevolg nog eerder bereid zijn onbetaald aan het werk te gaan. De individuele stagiair is misschien beter af mét baan dan zonder, maar als werkervaringsplekken leiden tot verdringing van banen, is de arbeidsmarkt als geheel slechter af.

Het is ingewikkeld om aan te tonen of werkervaringsplekken daadwerkelijk leiden tot verdringing. Mijn stagebedrijf bijvoorbeeld, heeft tien onbetaalde stagiair programmamakers op tien betaalde programmamakers. Ongeveer tachtig procent van de werknemers komt het bedrijf binnen via een stage. Ik vroeg de directeur van mijn stagebedrijf hoe de werkvloer eruit zou zien zonder alle stagiairs. Volgens hem zou de output min of meer hetzelfde zijn. Misschien tien procent minder. Nauwelijks verdringing dus. De programmamakers zijn namelijk ook veel tijd kwijt aan begeleiding van stagiairs, die anders besteed zou worden aan reguliere werkzaamheden.

Toch zijn de stageplekken constant bezette arbeidsplaatsen. Er wordt ongetwijfeld enigszins competent werk verricht, aangezien stagiairs regelmatig een baan aangeboden krijgen. Journalist Teun van de Keuken wijdde al een column aan het feit dat de functieomschrijving van een stagiair programmamaker bij mijn stagebedrijf verdacht veel lijkt op een normale arbeidsplaats. Zijn die werkervaringsplekken dan echt additioneel, zoals minister Asscher verplichtte?

Vooral in de culturele sector is het lastig om vast te stellen welke werkzaamheden onmisbaar zijn en welke additioneel. De waarde van een product kan meestal niet direct herleid worden tot een specifieke werknemer of een bepaald aantal uren. Daarom zijn de weinige regels die er zijn gemakkelijk te omzeilen.

Ongelijkheid

Een laatste negatief gevolg van dit systeem, is dat het rijke jongeren meer kansen geeft dan arme. Vier dagen per week onbetaald stage lopen kun je je praktisch gezien alleen veroorloven als je ouders je financieel kunnen ondersteunen. Zelfs als je de overige drie dagen in de week bijverdient, kun je niet zelfstandig in je levensbehoeften voorzien. Voor minder geprivilegieerde jongeren is onbetaald stage lopen geen optie. De overheid biedt deze studenten extra studiefinanciering, maar als ze vervolgens nergens stage kunnen lopen en daarom geen baan kunnen vinden, staan ze na hun studie weer op dezelfde achterstand.

Inmiddels is de basisbeurs een lening geworden en werkervaringsplekken zijn een steeds gebruikelijker onderdeel van de cv’s van hoogopgeleide starters (waar overigens best een oorzakelijk verband zou kunnen zijn – zonder basisbeurs is een werkervaringsplek een goedkopere manier om jezelf te ontwikkelen dan studeren). Zou het dan niet logisch zijn om ook overheidsleningen te verstrekken voor werkervaringsplekken? Dat zou de ongelijkheid iets rechter trekken. Met goede kwaliteitseisen voor de begeleiding, net als bij echte stages en opleidingen, voorkom je dat de overheid betaalt voor gratis arbeidskrachten.

Verantwoordelijkheid

Ongeacht wat voor maatregelen genomen moeten worden, is het zeker dat er meer aandacht moet komen voor schijnconstructies rondom werkervaringsplekken. We moeten met elkaar in gesprek gaan over de vraag wie verantwoordelijkheid moet nemen voor de kwaliteit van stages en de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt.

Op dit moment kunnen bedrijven zich namelijk moeiteloos onttrekken aan de maatschappelijke plicht om zich bezig te houden met de gevolgen van hun stagebeleid. Mijn stagebedrijf is zo maatschappelijk geëngageerd als het maar kan (ik maakte als stagiair programma’s over de ‘toekomst van werk’ en een collega had ‘sociale gelijkheid’ als thema). Toch ziet het bedrijf het niet als haar plicht om verder na te denken over wat het betekent om onbetaalde stagiairs in huis te hebben. Dat is geen onwil, dat is een blinde vlek voor de consequenties van het stagebeleid. Zolang we stages blijven zien als een overeenkomst tussen een bedrijf en een individu, kunnen we die blinde vlek niet collectief bestrijden.

De stagemarkt is momenteel een ongereguleerde laissez-faire economie. Zoals mijn stage-baas zei: “Als jij de overeenkomst onderschrijft, dan ben ik verder niks aan jou verplicht.” Zolang ik niet naar de rechter of de Inspectie SZW stap, is dat inderdaad waar. Maar met die redenering ontsnappen wij beiden aan de verantwoordelijkheid die we naar de maatschappij toe hebben. Want indirect werken we allebei mee aan een gebrekkig systeem. Een systeem dat zich onttrekt aan de gebruikelijke regels voor leren en werken, arbeidsplaatsen verdringt en rijkere mensen voortrekt.

Tekst: Adriaan de Jonge, dit stuk verscheen eerder op verspers.nl

Adriaan de Jonge

Metro’s Dossiers

Elk weekend duikt Metro de diepte in! Hoe? Elke zaterdag vind je bij ons verhalen over de meest spraakmakende zaken. We kennen het, doordeweeks moet alles vlug maar gelukkig is er in het weekend tijd om lekker lang te lezen over opzienbarende onderwerpen. Boeiend? Absoluut! Schokkend? Soms. Confronterend? Misschien. Interessant, met een knipoog en vanuit meerdere perspectieven belicht? Altijd!

Onze beste auteurs, vormgevers, filmmakers en fotografen stellen deze bazige dossiers voor je samen. Zo heb jij op maandag gegarandeerd een tof verhaal om te delen met vrienden en collega’s. Met Metro’s Dossiers ben je helemaal up to date. Stop met koppensnellen en verwen je hersencellen! Deze week: met beide benen op werkvloer.

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.