Opstand der pyama’s

Karel Kraakman 23 jun 2017

Daar ware ereis een land waar een eenzame saurus woonde. De saurus was boos- en ongelukkig omdat hij niet uitgerust was met scherpe kartels zoals z’n soortgenoten. Hij wilde er namelijk graag verschrikkelijk uitzien. De enige die hem daarbij kon helpen was een klein rood duiveltje, maar deze sliep reeds honderden jaren om te bekomen van zijn verschrikkelijke daden van weleer.

Als blijk van macht had ie echter een zootje pyama’s tot leven gewekt.
Op een avond wilden deze pyama’s er eens op uit om in het buitenland mensen zand in de ogen te strooien en hun in slaap te sussen. Vol kwade moed gingen ze op weg. In het allerholst van de nacht bereikten ze de grens. Een trouwe grensschildwacht had reeds een aanzwellend kabaal horen opstijgen- en aankomen. In die geluiden meende hij het bekende lied te horen: ‘t Is al slaap wat ik zaai’.

Toen de goede man werkelijk zag wat er op hem afkwam nam hij snel de benen en wilde door het duister naar zijn opperhoofd om verslag uit te brengen. Helaas kwam hij toen de ook op weg zijnde slaapmutsen tegen. Deze waren er ook maar eens op uit getrokken en zongen onder elkaar: "Met de fles in de hand, komen wij door ieders land". Toen de goede man dit alles meekreeg verloor hij bijna zijn verstand. Hij meende echter nu:

“Met rijmen en dichten kom ik er wellicht nog door
Ook al zie ik er slecht gekleed uit en nog wat goor”

Maar helaas lieten de slaapmutsen hem niet zomaar gaan
En kwamen in ijltempo, half beschonken recht op hem aan
Nu omringt door hen, sloeg ‘n slaapmutsje hem in z’n nek
Daarop zeeg hij ter aarde, en viel op zijn pens vol spek
Nu waren inmiddels de pyama’s ook bij hem aangekomen
Zij probeerden met slaapzand hem weg te laten dromen
Toch trachtte de goede man dit alles nog te weerstaan
Hij wist op te krabbelen- en dan toch verder te gaan
De goede schildwacht rende daarbij voor zijn leven
En zou daarvoor eigenlijk geen cent meer willen geven
Helaas onvermijdbaar raasde hij toch in een pyamabroek
En ook een pyamajasje wachtte hem al op ergens in ‘n hoek
In volle vaart liep hij er met zijn beide armen in
Maar dit was voor de goede man nog maar het begin
Want ergens wachtte hem ook nog een slaapmutsje op
En deze sprong de man nu toch pardoes op zijn kop
In deze kledij, nu toch heel erg voor aap gestaan
Klopte hij ineens stevig bij z’n opperhoofdje aan
Daar ontving hij echter een gratis een ferme trap
Want het opperhoofd had genoeg van deze grap

En wij ook…
Hoogachtend,
Een Saurus.