Koperpoets

Ate Vegter 27 jun 2017

Na jaren kom ik het woord opeens weer tegen. Onmiddellijk tuimel ik naar beneden. In vrije val naar het verleden glij ik in een gulle golf bij mijn moeder op de bank. Jaren zestig. Haar ogen. Het woord staat zomaar te lezen in Suikertand van Ian McEwan, die ik in 1977 heb leren kennen in de kibboets, door Jon uit London die mij First Love, Last Rites laat lezen. Nu lees ik Suikertand, een prachtig boek met op pagina 134 de zin waar het hier om gaat. Ik citeer: Eigenlijk raakte ik in vervoering van de kerkelijke attributen – de Normandische kerk, de geur van koperpoets, lavendelwas, oude steen en stof die Haley opriep. Einde citaat. Die Haley is de schrijver van een verhaal wat de hoofdpersoon van Suikertand leest, maar laat ik het niet te ingewikkeld maken anders kan ik het niet meer volgen. Het gaat – blijkt nu uit het citaat – om de geur van koperpoets. De géur van koperpoets. Nu begrijp ik waarom ik zo één, twee, drie bij mijn moeder op de bank zit. Dat heb je met geuren. Ik zit in de voorkamer op een stijlvol jaren vijftig bankje met twee losse kussens, lichtgrijs en donkergrijs, gekregen van de zaak van mijn vader voor hun 12½-jarig huwelijk, samen met twee stoeltjes, blauw en geel. Meer jaren vijftig krijg je het niet en wij hebben er de hele jaren zestig mee gedaan. Mijn moeder zit op het gele stoeltje. Op het driehoekige tafeltje met iele pootjes ligt een krant, De Rotterdammer, Een Gezellige Krant, die ik in die tijd bezorgde, en op de krant lepeltjes, vorkjes, die nu hier in de kast staan, en het zondagse bestek, dat was de afdeling zilverpoets en uit het Hindeloopen kastje de doofpot en andere koperen prullaria en de twee grote koperen borden. Ik heb geen idee waarom het zo vaak gepoetst moet worden, maar ik vind het een mooi klusje en het is ook iets waar mijn moeder helemaal in op kan gaan en met een beetje geluk heb je dan zomaar een gesprek. Hoogtepunt zijn de drie messing salamanders, van de Salamanderclub, waar behalve mijn moeder ook tante Chris lid van was. Een enkele keer vertelt mijn moeder dan dat ze als net getrouwde jonge vrouwen samen dat clubje hebben opgericht. Wat ze in dat clubje doen ben ik allemaal vergeten, hoe nauwkeurig ik ook doorvraag. Maar als het vragen haar te lang duurt staat ze op met de woorden: ‘Maak jij het maar af, ik ga koken. Ruim wel alles op als je klaar bent. De krant mag weg. Die heb ik uit.’ Maar ik laat alles liggen en ga weer terug naar mijn boek.

voor alle verhalen:
www.atevegter.wordpress.com