Anne-Fleur Pel
Anne-Fleur Pel Binnenland 8 jun 2017
Leestijd: 3 minuten

Say, cheese! Kaaswinkelexplosie in Amsterdam

In de afgelopen 10 jaar is het aantal kaaswinkels in Amsterdam met maar liefst 80 procent gestegen naar 55, meldt het CBS. Dat is ongeveer een kaaswinkel per 15.000 inwoners. Hoe houd je je als oudgediende staande in dit geweld? „Je specialiseren en je blijven specialiseren”, zegt Jeroen Arxhoek van Wout Arxhoek aan het Rokin.

Speciaalzaak

Sinds 1972 is kaasspeciaalzaak Wout Arxhoek gevestigd in hartje Amsterdam. Een echt familiebedrijf die voor zijn klanten de beste producten uit uiteenlopende streken haalt. „Bij ons komen mensen nog gewoon voor een pondje jong belegen kaas, maar ook voor een lekker Zwitserse kaasfondue, een mooi geitenkaasje of truffels uit Italië”, zegt Arxhoek. „En we zijn beroemd om ons broodje grillworst, dat kan niet iedere kaaswinkel zeggen.”

Veel kaaswinkels die er de laatste jaren bijgekomen zijn, richten zich vooral op toeristen. Een woordvoerder van het CBS vindt dat ook niet zo gek. „Er worden ook kaasroutes aangeboden in de hoofdstad. Het is een bekend Nederlands product. Ik kan me indenken dat toeristen graag een stukje willen proeven.”

Nederlands trots

En dat kan Joost Hammann van De Kaaskamer van Amsterdam op de Runstraat (De 9 Straatjes) zich ook voorstellen. Maar of deze nieuwe winkels de échte Nederlandse trots serveren betwijfelt hij. „Het zijn geen speciaalzaken, maar kaaswinkels die uit de grond schieten”, zegt Hammann die onlangs samen met zijn hoogzwangere Sophie de Loor de zaak heeft overgenomen die haar vader 18 jaar geleden begon. „Zij verkopen bijvoorbeeld kaas die vier maanden gerijpt is als ’oude kaas’, terwijl dit minimaal 1 jaar moet zijn. Dat is zonde. Als kaasspecialist wil je laten zien waarom Nederlandse kaasmakers zo goed in kaas maken zijn.”

Branche-, smaak- en straatbeeldvervuiling noemt hij de ’nieuwe’ kaaswinkels. In geen geval de naam kaasspeciaalzaak waard in zijn ogen. Hammann heeft geen ’toeristenkazen’ in de winkel liggen. „Wij gaan niet mee in die trend.” Last heeft hij niet van de ’kaaswinkelexplosie’. „Wij zijn een heel ander type winkel. Wij krijgen Italianen en Fransen over de vloer die weten wat goede kaas is. Zij vinden ons via goede ratings op internet. Zo komen wij altijd boven drijven. Wij zijn ook blij als toeristen komen. Concurrentie is prima, die strijd gaan we graag aan. Maar voor het straatbeeld zou ik dan liever echte kaasspeciaalzaken zien.”

Het onderspit zal Hammann niet gaan delven en ook Arxhoek maakt zich daar geen zorgen over. „Het zal me ook geen extra klanten brengen, maar het is ook leuk om mensen te horen zeggen als ze ons zien: Hé kijk, een échte kaasboer”, zegt Arxhoek. „Dat heb je ook in Parijs. Je moet eerst langs meerdere winkels die kleine Eiffeltorentjes verkopen, totdat je een echte boulangerie treft. Vroeger had ik het misschien iets drukker, maar tegenwoordig komen in een weekend 1 miljoen toeristen naar Amsterdam. Die kan ik in mijn eentje niet bevoorraden. De korf wordt groter, maar wij blijven lekker ons ding doen.”

Arxhoek richt zich vooral op de Amsterdammer in plaats van de toerist. Hoewel er nu misschien iets meer producten gericht op de toerist in de winkel liggen, verandert het bedrijf uit concurrentieoogpunt niets aan de formule. „Wij zijn van oorsprong een lokale winkel”, zegt Arxhoek. „We leveren aan tante Sien en ome Joop, en aan heel veel horecazaken in de stad. Ik heb liever een lokaal iemand die twintig keer terugkomt, dan één toerist.”

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.