Spelletje in de trein

Sinds kort speel ik een spelletje in de trein. Het begon enkele weken geleden. Ik zit op mijn fel bevochten zitplaats in de spits. Heerlijk weggedoken in een spannend boek. Plotseling voel ik een hete adem in mijn nek. Iemand die naar mij gluurt. Natuurlijk laat ik mij niet storen door een enge gluurder. De hete adem kucht mijn kant op. Ik blijf in de leesmodus. De hete adem kucht nogmaals en de spetters vliegen mij nu om de oren. Ik kijk toch maar eens op. "Ooow goedemorgen conducteur, u wilt mijn kaartje?!"

Sinds dat moment begon ik mij er steeds meer aan te ergeren. Dat ik mijn bezigheden in de trein abrupt moet staken omdat mijn kaartje gecontroleerd dient te worden is èèn ding. Maar waarom moet dat op zo’n ongezellige manier? Waarom kan er niet even vrolijk gegroet worden?
Sindsdien maak ik er een spelletje van in de hoop de minder goed gemutste conducteurs van deze wereld een wijze les te leren.

Vandaag was het weer prijs. Ik zag hem al aankomen. Zwijgend blijft hij voor me staan. Ik kijk zwijgend terug. Hij blijft kijken. Ik blijf kijken in de hoop dat mijn vurige wens in de vorm van verbale communicatie wordt vervuld. Het wordt wat pijnlijk. Het wordt steeds pijnlijker. En ik besluit de stilte dan toch maar te doorbreken met de vraag of hij soms mijn kaartje wil zien. Met mijn allerliefste glimlach. Dat dan weer wel. De conducteur pakt mijn OV chipkaart aan en houdt hem voor het apparaatje. Hij schut afkeurend zijn hoofd. "Je hebt niet ingecheckt!" Ineens vind ik mijn spelletje niet meer zo grappig. Als ik nou gewoon gretig die kaart had gegeven. Nu denkt ie vast dat ik een criminele zwartrijder ben. Terwijl mijn hoofd de teint van een tomaat aanneemt, kijkt de hele coupé mee naar ons schouwspel. "Waar ben je ingestapt?" vraagt de conducteur. Paniek neemt het van mij over en ik kan me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren waar ik me nog geen tien minuten geleden op deze aardkloot bevond en of ik daar heb ingecheckt. De conducteur pakt een boekje uit zijn zak. Het zweet breekt mij uit. Zou ik dan nu voor het eerst van mijn leven een prent krijgen? Is dat mijn straf voor mijn stomme spelletje? De opluchting is groot als hij in plaats daarvan een plaatsbewijs uitschrijft. Hij glimlacht geruststellend naar me terwijl hij me een prettige reis wenst.

Ik speel vanaf nu een nieuw spelletje in de trein. Voortaan wapper ik vol enthousiasme met mijn kaartje naar de conducteur. Nog voor hij er maar naar hoeft te vragen.