Het meisje op het schoolplein

H. de la Vera 30 aug 2016

Ik droom. Een klein meisje staat op het schoolplein en kijkt glimlachend in het rond. Haar moeder staat naast haar. Ze heeft een hoofddoek en een sierlijke abaya, een moslimjurk. De moeder kijkt schuchter naar de andere ouders. Zouden ze op haar neerkijken? Omdat ze anders is? Ze buigt snel voorover en geeft haar dochter een kus. ‘Sterk zijn, meisje’, zegt ze in het Arabisch. ‘Natuurlijk mama, ik ga mijn best doen’, zegt het meisje in het Nederlands terug. ‘Ik hoop dat de andere kinderen het leuk vinden!’ Haar moeder glimlacht. ‘Dat weet ik wel zeker. Dag mijn kindje. Veel plezier’. De moeder staat op om weer naar het asielzoekerscentrum te lopen. Ineens moet ze heel sterk denken aan haar huis in Aleppo. Een huis dat niet meer bestaat. Een traan gevuld met heimwee valt op het schoolplein.

Het meisje rent intussen de klas in. Ze verheugd zich op de presentatie die ze mag geven. Elke maand mogen kinderen die een bijzondere achtergrond hebben een presentatie houden. Of ze nou uit Afrika, Polen of Zuid-Limburg komen, iedereen mag een verhaal houden over gebruiken en gewoonten. De hele klas is dan bezig met datzelfde thema. ‘Vandaag ben ik eindelijk aan de beurt’, denk ze trots. Ze heeft allerlei spulletjes meegenomen uit haar geboorteplaats. Sommige spulletjes heeft ze nagemaakt omdat ze niet alles uit haar thuisland mee kon nemen.

Op een klein tafeltje legt ze een Syrische cake, gekonfijte vruchten en een kistje neer. Ze vertelt over de tradities en gewoontes van Syrië. Bijna alle kinderen hangen aan haar lippen. Met open mond horen ze de verhalen over een totaal andere wereld. Een paar pestjongens houden zich afzijdig en kijken uit het raam. Het meisje trekt zich er niks van aan en vertelt verder. Ook hoe haar huis werd verwoest en welke familieleden er niet meer zijn. Ze vertelt het snel, want ze wordt altijd een beetje misselijk als ze erover praat. Dan opent ze het kistje. Ze haalt er een zelfgemaakt katapult uit en vertelt hoe haar broers hier kattenkwaad mee uithaalde. Hoe ze de plaatselijke geestelijke een keer hebben beschoten. En hoe ze appels hebben gejat bij de boomgaard van een rijke, chagrijnige bankdirecteur. De pestkoppen wurmen zich naar voren en kijken met open mond naar de katapult. Het meisje glimlacht trots. ‘Ik ga dit aan mama vertellen. Dan wordt ze weer blij.’

Ik word wakker. Was dit een droom over de toekomst? Of is dit een illusie?